De Klim
Logboek van een onbekende bergbeklimmer. Enkel de laatste passages werden teruggevonden.
LOGBOEKAANTEKENING 38. De klim naar de top van de heilige berg duurt nu al drie dagen. Overdag wordt je overweldigd door de koude, maar bij valavond begint de echte marteling. Wanneer de fysieke inspanning eindelijk wegvalt, sluipt de koude in je botten en voel je pas echt hoe onmenselijk min dertig is. De nacht brengt ook maar weinig rust. Slaap vatten is niet eenvoudig wanneer je lichaam zich gedraagt als een gsm in trilstand, geplaagd door straalhard genegeerde telemarketeers.
LOGBOEKAANTEKENING 39. Ik voel dat ik mijn aantekening van gisteren wat moet nuanceren. Als je de rest van dit log gelezen hebt, weet je dat ik geen vreemdeling ben voor avontuur. Ik heb al heel wat extreme kilometers afgelegd … de meeste daarvan onder wat ik voorzichtig als aangenamere temperaturen zou beschrijven. God, ik moet deze bladzijden echt met nuttigere informatie vullen dan met mijn gezaag over de Tibetaanse koude. Dat gezegd zijnde, als je me nu zou aansluiten op een generator zou mijn geril voldoende energie opwekken om een Kazachstaans dorp een maand lang van stroom te voorzien.
LOGBOEKAANTEKENING 40. De Sherpa’s vertelden me vandaag dat ze morgenochtend kamp opbreken. Als ik echt overtuigd ben om verder te gaan en de Levende Heilige te ontmoeten, sta ik er alleen voor. Ze laten me één tent en voldoende voedsel voor de komende twee dagen. “Vriendelijk,” zou je kunnen zeggen. Bedenk wel, ik had hen oorspronkelijk betaald om me naar de top te begeleiden, dus het is wel het minste dat ze kunnen doen. Een klim van twee dagen, volledig op mezelf zonder enige menselijke toeverlaat … Ik heb al voor hetere vuren gestaan. Letterlijk, het blijft hier verdomd koud.
LOGBOEKAANTEKENING 41. Vandaag heb ik goede vordering gemaakt. Ik lig nog perfect op schema om morgen voor zonsondergang de hut van de Heilige te bereiken. Wat belangrijker is, omdat ik vandaag geen levende ziel als gezelschap had – wie zou er ook zo gek zijn zich in dit klimaat te wagen –, heb ik goed kunnen nadenken over hoe ik mijn vraag moet stellen. Hij brandt al jaren op mijn lippen, zonder de mogelijkheid hem aan iemand te kunnen stellen, toch iemand die er een antwoord op kan geven. De Heilige zal dat wel kunnen. Hij wordt niet zonder reden de meest wijze man in de wereld genoemd. Zou dat een categorie in het Guinness Book of Records zijn? Het enige jammere is dat je de Heilige maar één vraag kan stellen en dat hij een enkel antwoord geeft. Als ik een tweede zou krijgen, zou ik hem vragen waarom hij zich in godsnaam moest verschuilen in deze winterwonderhel.
LOGBOEKAANTEKENING 42. Deze keer maak ik een uitzondering, ik wacht niet tot ik weer veilig in mijn tent lig om het log aan te vullen. Als alles meezit sta ik binnen een half uur oog in oog met de Levende Heilige. Ik barst van spanning, maar hou het kort. Mijn vingers vriezen eraf omdat ik mijn potlood niet deftig kan vasthouden zonder handschoenen … Hoe spreek je een heilige aan?
Einde van het logboek.
Oog in oog staan met een natuurwonder kan vele gevoelens opwekken. Onoverwinnelijkheid, innerlijke rust, onvervalst geluk, om er enkele positieve gevoelens te noemen. De avonturier die zeven dagen geleden in volle klimuitrusting de hotellobby verliet, voelde geen van die gevoelens. Hij werd geplaagd door wat heet ‘negatieve gevoelens’. Onzekerheid, zelfmedelijden, doodsangst, om er enkele te noemen. Vergeleken met het massief was hij een insect. De berg was zijn vijand, en hij wist het. Maar hij overwon alle obstakels. Voor hem zat nu de persoon die hij al jaren zocht.
De figuur leek onaangedaan door de koude. Met zijn rug naar de avonturier gezeten, keek hij uit over de bergruggen. Onbewogen liet hij de snijdende wind frivool met zijn lange grijze haren spelen die als een mantel tot op de grond reikten.
De avonturier aarzelde even, schraapte zijn keel en stelde zijn vraag, afgewogen en exact geformuleerd, volledig vrij van ambiguïteiten. Enkele momenten lang waren de stilte en het huilen van de wind het enige antwoord. Duizenden andere vragen raasden door het hoofd van de avonturier. Na een tijd ontwaakte de figuur uit zijn slaaphouding, schudde de opgestapelde sneeuwvlokken uit zijn haarbos en draaide zich langzaam om. Voor de avonturier een gezicht kon ontwaren, werd de stilte doorsneden. Een schrille stem klink van achter hem: “Jongen, ik hoop dat je geen dagenlange klim gemaakt hebt om als een dwaas vragen te stellen aan mijn hond. Hij is niet de meest spraakzame van ons beiden.”
De avonturier had zijn antwoord. Zijn reis was ten einde.